In een civiele procedure kennen we de waarheidsplicht. Dit houdt in dat partijen alle voor de procedure van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren. Kortom, je mag niet liegen. Als in de procedure blijkt dat iemand gelogen heeft, kan de rechter daaraan de gevolgen verbinden die hij passend acht.
Wat is er gebeurd?
Eiseres stelde dat zij met onze cliënte een schriftelijke overeenkomst had gesloten. Hiertegen hebben wij verweer gevoerd. Cliënte had de overeenkomst niet geschreven én niet ondertekend. De rechter verzocht een schriftdeskundige om de echtheid van de overeenkomst te onderzoeken.
Uitkomst onderzoek
De deskundige kwam tot de conclusie, dat het „extreem veel waarschijnlijker was“ dat de overeenkomst door iemand anders dan cliënte was geschreven en ondertekend. De overeenkomst was vals!
Bedrog
De rechter vond dit een bijzonder ernstige schending van de waarheidsplicht. Het raakte namelijk de kern van de procedure op een beslissend punt. Als niet was komen vast te staan, dat er sprake was van valsheid in geschrifte en bedrog, dan waren de vorderingen tegen onze cliënte waarschijnlijk toegewezen.
Welk gevolg was passend?
In deze zaak vond de rechter het passend, om alle vorderingen van de eisende partij af te wijzen. Zij mocht ook geen ander bewijs meer leveren. Alle tegenvorderingen van onze cliënte werden terecht toegewezen. De rechter heeft een einde aan de procedure gemaakt.
Zodra het vonnis gepubliceerd wordt zullen wij de link delen.